Zaterdag
Joost is het
hele weekend weg met vrienden, dus ben ik samen met de kinderen van plan er een
lekker rustig weekendje van te maken. Het heeft gesneeuwd, en als we met zijn
drietjes met de slee door het dorp heen lopen is het gezellig druk in de straat
met kinderen die samen met hun vader of moeder druk doende zijn met
sneeuwballen rollen, al weldra wordt de straat bevolkt door een vrolijk wit
sneeuwpoppenvolkje, met bonte mutsen en sjaals en prachtige oranje wortels als
neus. Hier en daar wordt er een sneeuwbal naar onze hoofden geslingerd, maar
het levert alleen maar een heleboel vrolijke gezichten op. Een keer gaat Jordy
zelfs van de slee af om wat sneeuw op te pakken, er een bal van te rollen
tussen zijn handschoenen en de bal vervolgens terug te gooien naar de jongens
die even daarvoor nog op ons gemikt hebben. Hun lol kan niet meer op, en al weldra
zijn ze verwikkeld in een heus sneeuwballengevecht. Daantje vindt het maar
niets en gebaart dat we door moeten sleeën. Ik trek de slee lachend verder.
Na een klein
uurtje zitten we weer binnen. De kinderen hebben een warme beker chocolademelk
gekregen en ik hou een grote mok koffie tussen mijn koude handen. Sneeuw is
mooi, maar de kou is niet helemaal mijn ding.
De telefoon
gaat, ik verwacht Joost aan de lijn te krijgen, maar ik hoor alleen een ijzige
stilte. Ik wacht tot er iemand begint met praten, maar hoor enkel wat zacht
gerommel op de achtergrond, gevolgd door een klik en een vrouwelijke
computerstem die goodbye zegt, waarna de verbinding verbroken wordt. Met een
akelig gevoel zet ik de telefoon weer terug op de standaard en ga weer op de
bank zitten. De kinderen kijken me verbaasd aan. ‘Wie was dat mama?’
‘Geen idee.’
‘Was dat
papa?’ probeert Daantje nog.
‘Nee, niet
papa. Gewoon iemand die een beetje lollig denkt te zijn.’
In een
opwelling pak ik mijn mobieltje erbij en tik rare telefoontjes goodbye in het
zoekvenster van google. Al snel verschijnen er enkele hits in het scherm. Ik
klik de eerste aan en lees de ervaringen van meerdere mensen die met
telefoontjes te maken hebben gehad. Sommige waren na het telefoontje nog weken
lang lastiggevallen door een medewerker van Microsoft die beweerde dat hun
computer gehackt was, andere hadden na dat telefoontje nergens geen last meer
van gehad.
Gelukkig ben
ik niet de enige is mijn eerste gedachten. Voor de zekerheid wijs ik de
kinderen er toch nog even op dat ze niet meer zomaar de telefoon mogen opnemen.
Ze kijken me niet begrijpend aan.
‘Kunnen die
mensen dan ook hier binnen komen?’
‘Nee,
gelukkig niet,’ probeer ik Jordy gerust te stellen. Ze hebben alleen maar een
telefoonnummer, en daarmee kunnen ze niet in je huis komen, probeer ik mezelf
gerust te stellen. Maar het lukt me niet helemaal om het akelige gevoel dat me
is bekropen van me af te schudden.
Voor de
zekerheid heb ik ’s avonds de stekker van de telefoon eruit getrokken wat me
meteen een verontrust telefoontje van Joost oplevert.
‘Alles goed
daar bij jullie?’
‘Ja, alles
goed. We hebben vandaag fijn in de sneeuw gespeeld.’
‘Wat leuk,
was er veel sneeuw gevallen?’ gerommel op de achtergrond. ‘Ja, is goed. Ik kom
er zo aan! Wij hebben alleen een beetje sneeuw onderweg gehad, maar hier is het
verder alleen maar regen wat er valt.’
‘Er was een
aardig laagje gevallen, maar het meeste is inmiddels alweer weg.’
‘Ilse, is
alles goed? Waarom heb je je telefoon afgesloten?’ hij klinkt bezorgd.
‘Ik kreeg
een vreemd telefoontje.’ Zeg ik en leg hem uit wat er gebeurd is, dat ik op
google heb gezocht om te kijken of er meer mensen hetzelfde hadden meegemaakt,
en dat het dus eigenlijk wel mee lijkt te vallen.
‘Ik ken jou
Ilse, als jij denkt dat het allemaal wel meevalt, dan trek jij er niet zomaar
de stekker uit.’ Hij zucht. ‘Laat je niet bang maken, meid. Het is gewoon een
bende die op die manier probeert om telefoonnummers te achterhalen, zoals je
zelf net al zei. Niks aan de hand dus. Maar als je het niet vertrouwd dan bel
je toch gewoon de politie?’
‘Het was een
anoniem nummer. Daar kunnen ze toch niks mee. Laat maar. Ik laat er gewoon de
stekker uit totdat jij weer thuis bent, niks aan de hand.’ Ik kan hem bijna
horen glimlachen door de telefoon. ‘Niet lachen!’ zeg ik, en ik weet ook best
dat mijn angst ongegrond is, maar toch ben ik nog steeds niet helemaal gerust.
‘Hoe laat
denk je morgen thuis te zijn?’
‘We
vertrekken na het avondeten, dus ik verwacht tegen middernacht thuis te zijn,
maar maandag ben ik ook nog vrij, dan kan ik mooi de kinderen naar school
brengen!’
Als ik wat later
ophang voel ik me alweer een stuk beter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten